Afgelopen zaterdag was het zover: de tweede trainingsdag over werken met de consent-methode ofwel: sociocratisch overleg voeren. Het is een must om dat te leren wanneer je, zoals ik, verbonden bent aan het democratisch onderwijs. Het is daarbij allerminst een straf: het is heel verrijkend om op deze manier met een groep tot een inzicht of een besluit te komen en het zorgt ook voor een mooie verbinding tussen de deelnemers aan het overleg. Sociocratisch overleggen is het tegenovergestelde van discussiëren: je vult elkaar aan in plaats van tegen elkaar in te gaan. Zo ontdek je heel andere kwaliteiten van elkaar dan in een discussie en je ervaart hoe mooi het is om gelijkwaardig te zijn, terwijl je allerminst gelijk bent.

In de aankomstronde mag iedereen er zijn, delen wat zij of hij wil delen of er even niets over zeggen. Ik voelde al meteen heel veel ruimte, voor mezelf en ook voor de andere leden van de groep. In zo’n ronde gaat alles in de structuur van de kring: iemand die dat wil begint en vervolgens gaat steeds degene die er naast zit verder totdat de cirkel rond is. Als je dan het gevoel hebt dat nog niet alles gezegd is, doe je nog een ronde, totdat iedereen gedeeld heeft wat belangrijk is en je ontspannen aan de bijeenkomst kunt beginnen.

Vervolgens willen we het eens worden over het programma van de dag. Je doet dan eerst een beeldvormende ronde en daarna een meningvormende ronde. Met andere woorden: je probeert eerst de suggesties voor het programma duidelijk te krijgen door elkaar daarover te bevragen en in de volgende kring geef je aan wat je van de programmapunten vindt en wat je derhalve eerder of later wilt doen, lang niet alles kun je bespreken op zo’n dag. Wat ik mooi vind aan die kringen is dat je elkaar niet hoeft te herhalen en ook niet hoeft te weerspreken: je voegt eenvoudig toe wat jij belangrijk vindt en wat nog niet gezegd is.

Voor de lunch bespraken we hoe je met z’n tweeën op deze manier kan overleggen. Hoe voorkom je dat je gaat discussiëren? Hoe bewaak je de gelijkwaardigheid, terwijl er één van de twee gespreksleider is. We merkten dat vooral gesprekken tussen ouders en kind daarbij een belangrijke bron van inspiratie zijn en een proces waarin veel van ons nog wel een steuntje kunnen gebruiken. Een mooi inzicht vond ik dat je, wanneer je op deze manier in gesprek gaat met een kind, ook aandacht voor het proces houdt en niet alleen maar voor de inhoud. Ook lijkt dit een manier om te verkennen wie er nou eigenlijk een probleem heeft en waarom dat zo is. Het lijkt mij inspirerend om op deze manier met mijn kinderen te leren overleggen en de successen daarvan vast te houden. Op die manier kun je daarop terugvallen en er later naar verwijzen, wanneer je weer iets gaat bespreken dat lastig lijkt.

De sessie na de lunch vond ik het hoogtepunt van de training. We speelden een spel om te leren hoe een bemiddelingskring werkt. In zo’n kring is er iemand met een probleem of iemand die een probleem heeft met het gedrag van een ander. Er zijn getuigen en er is een bemiddelingskring.

Aanvankelijk had ik er niet zo’n zin in. Binnen de school functioneer ik niet in een bemiddelingskring en er waren andere thema’s die me meer boeiden. Toch bleek het uiteindelijk het meest leerzame onderdeel van de training.

Wat was de situatie? Met een stuk of acht mensen woon je in een Yurt, dat is een nomadentent. Je woont daar tijdelijk (bijvoorbeeld omdat je huis wordt hersteld, na schade door aardbevingen in Groningen, om maar eens wat te noemen. Er is een basisspel, waarin je bedankt wie waar slaapt, wie wat doet en hoe je met de budgetten omgaat, bijvoorbeeld, maar dit ging over bemiddeling. Het probleem was dat iemand (I.) haar wekelijks afwasbeurt geregeld oversloeg.

In de beeldvormende ronde kun je aan die persoon vragen wat maakt dat hij de afwas niet doet, maar je kunt ook de getuigen bevragen, waarom dat nou zo lastig is. Ik zat aan het einde van de ronde, vlak voor de voorzitter van de bemiddelingskring, die als laatste aan de beurt kwam. Ik schrok in de meningvormende ronde van de felheid waarmee sommigen reageerden op degene die niet wilde of kon afwassen en de welhaast apathische manier, waarop ze dat zelf uitlegde. Het was ook mooi om te zien hoe mensen meer of minder intensief zochten naar de juiste aanpak in de twee eerste rondes: waarin verschilt het stellen van een vraag van het geven van jouw mening?

In de eerste ronde liep het al hoog op en mijn eerste drang was om de voorzitter (F.) te gaan helpen tegen zoveel verbaal geweld. In tweede instantie merkte ik dat ik ook een rol ging spelen: in plaats van afwassen wilde I. wel wekelijks het gras gaan maaien en dat leek me heel overbodig: we hadden het gras al een maand verwaarloosd en het zou niemand ontlasten als I. dat nu ineens regelmatig zou gaan maaien in ruil voor haar afwasbeurt. In de derde fase bleek er iemand (M.) te zijn die de afwas wel van I. wilde overnemen als zij het gras zou gaan maaien. Toen was er nog afstemming nodig over of en hoe we dat dan willen of moeten gaan controleren. Uiteindelijk ging iedereen consent met het voorstel, wat er op neerkomt dat niemand meer een overwegend bezwaar heeft.

Die rondes leiden tot behoorlijk wat irritatie, bij vlagen kwam het wat cabaretesk op me over. Op een bepaald moment lijkt het eindeloos te duren en lijkt iedereen behoorlijk geïrriteerd. Ironisch genoeg is dat vaak het moment dat de oplossing nabij is, ook in dit spel was dat het geval. Zelf merkte ik dat ik in de laatste fase in essentie wist wat ik goed zou vinden: I. had haar oplossing zelf bedacht, M. zou de afwas gaan doen en ik had er alle vertrouwen in dat het gras regelmatig gemaaid zou gaan worden. Wonderlijk hoe je ontdekt wat er aan inzicht bij jezelf groeit en hoe dat maakt dat de plek die je inneemt ook verandert. Ik vond dat F. het ook heel goed deed als voorzitter: hij was beslist als dat nodig was, maar had ook ruimte om hulp te vragen als hij dat nodig had. Ik denk dat het een belangrijke kern is van deze consent-methode: ontdekken wat je nodig hebt en daar ruimte voor vragen.

De laatste kring ging over een thema dat ik zelf had ingebracht: het creëren van meer draagvlak voor de school. Ook nu genoot ik weer van de ruimte, op basis waarvan de groepsleden de ruimte namen om te melden op welke manier ze zich verbonden voelen met de school en wat ze misten. Mijn belangrijkste inzicht was dat er nog een vraag aan vooraf gaat: “Is de vloer waarop we staan (waarop de school staat) wel stevig genoeg en hoe maken we die steviger? Ik ga er met plezier de komende tijd mee aan de slag.

Er is veel meer te melden over deze prachtige dag; na de slotronde weet ik zeker dat ik hiermee verder wil.

Ook verschenen op : Ulysses leeft